De Burcht van Logne, een hectare aan ruïnes en ondergrondse gangen bovenop een steile heuvel tussen de vallei van de Ourthe en de vallei van de Lembrée.
Een ideale schuilplaats sinds mensenheugenis…
De ontdekking van enkele vuurstenen uit de prehistorie getuigt van het rijke verleden van Logne.
In de 5e eeuw was de plek betrokken bij de verdediging van het Romeinse gebied tegen de aanvallen van Germaanse volkeren.
In de 9e eeuw brachten de monniken van Stavelot er tijdens de invallen van de Noormannen de relikwieën van Sint-Remacle in veiligheid.
In de 11e eeuw bevindt Logne zich in het hart van de domeinen van de abdij, waarvan het de belangrijkste burcht werd.
In 1138 liet abt Wibald, een uitzonderlijke mecenas en raadgever van meerdere Germaanse keizers, het geheel restaureren.
Logne beleeft zijn hoogtepunt.
En de eeuwen gaan voorbij. In 1427 kende het klooster een belangrijke financiële en spirituele crisis. Abt Jean Godeschalc de Gueuzaine staat het kasteel en de gronden die er van afhangen af aan de familie “de la Marck”. Deze laatste mengt zich in de verscheidene oorlogen tussen Frankrijk en Bourgondië, en krijgt al snel een slechte reputatie. Verscheidene leden van de familie krijgen de bijnaam “Sangliers des Ardennes” (of “Everzwijnen van de Ardennen”). Enkele leden onderscheiden zich nog van de anderen zoals Robert “le Diable” (“Robert de Duivel”), en Jeannot “le Bâtard” (“Jeannot de Bastaard”). Logne ligt op enkele uren te paard van Luik, en wordt een ideale uitvalsbasis voor krachtige uitvallen naar de Ardennen of naar het prinsbisdom van Luik.
Aan het einde van de 15e eeuw krijgt het kasteel een nieuwe inrichting, ontworpen om het kruitgeschut dat op dat moment volop in ontwikkeling is te kunnen weerstaan. De burcht wordt volledig herontworpen, en wordt een “modern” fort … voor slechts enkele jaren. Want op 1 mei 1521 wordt de burcht na een gewelddadig belegering ingenomen en vervolgens vernietigd op bevel van de keizer Karel V. De huurlingen die deel uitmaakten van het garnizoen en die bij de strijd niet omgekomen waren, werden “à un(g) arbre” (oud Frans) opgehangen, oftewel “aan een boom opgehangen”.
De vesting wordt later geplunderd en vergeten en gebruikt als steengroeve maar vanaf 1897 wordt er weer nieuw leven ingeblazen dankzij het doorzettingsvermogen van zijn eigenaar, Auguste Dupont. De werkzaamheden die meer dan 100 jaar geleden waren begonnen, waren nog lang niet voltooid. Onder leiding van “Domaine de Palogne” (het Domein van Palogne) en de Provincie Luik, met de steun van “Agence Wallonne du Patrimoine” (het Waals Erfgoedagentschap), worden de werkzaamheden voortgezet.